maandag 28 februari 2011

Huiswerk voor de cursus 'boek schrijven'

Sinds begin februari ben ik bezig met een cursus ‘boek schrijven’, in de verwachting dat ik hier veel van kan leren dat ik kan gebruiken bij het boek dat ik bezig ben te schrijven over mijn ervaringen met fibromyalgie. Tot nu is deze verwachting – gelukkig – ook uitgekomen.
Iedere les krijgen we een opdracht mee om thuis een stuk te schrijven naar aanleiding van de behandelde stof. De laatste les was de opdracht om een stuk te schrijven over geuren. In boeken wordt vaak geschreven vanuit de zintuigen zien en horen. Terwijl het heel leuk, afwisselen, verrassend kan zijn om ook eens vanuit ruiken, voelen of proeven te schrijven.

Het leek mij leuk om jullie mijn uitwerking van de opdracht te laten lezen. Bedenk wel dat de tekst, hoewel vooral op waarheid berust, ook enigszins geromantiseerd is.

Het is een zonnige lentedag en ik geniet van de zonnestralen op mijn gezicht, terwijl ik over een pad dwars door de weilanden wandel. In de verte hoor ik een tractor en niet veel later bereikt een weeïge, indringende geur mijn neus. Een fietser, die mij voorbij fietst, merkt op: “Wat stinkt het, hè?” De fietser is al buiten gehoorafstand voordat ik kan reageren. Hoe dan ook kan ik zijn opmerking niet beamen. Ik ruik de stank niet; de geur van mest brengt mij juist terug naar heerlijke vakanties in mijn kindertijd.

Ik heb vakantie en verblijf, samen met mijn moeder, bij mijn oom en tante.  Zij wonen naast een boerderij, waar ome Bart werkt als boerenknecht en door dit werk, maar ook doordat ze zo dicht bij de boerderij wonen, staat het leven daar in nauw verband met de boerderij.
      ’s Ochtends vroeg gaat mijn oom al naar de boerderij om de koeien te melken. Wanneer hij terugkomt - met verse, nog warme melk - is de ontbijttafel gedekt. Op de plek van Ome Bart staat een diep bord met daarin twee beschuiten. Ome Bart giet er zelf de verse melk overheen. Ik kan me nog steeds herinneren welke geur hierbij vrij komt. De week geworden beschuiten in combinatie met de warme melk. Beiden ruiken zoet en versterken elkaar. Daarnaast ruik ik de ietwat kruidige, weeïge geur van de weke granen uit het beschuit.
      Zelf drink ik een glas van de vers gemolken melk. Tante Bets haalde hier wel de bovenste laag - de room – vanaf, waar ze later slagroom van maakte. Ik moet er nu niet meer aan denken, maar toen genoot ik van de melk, die net wat dikker, zoeter en een stuk romiger is dan gewone melk. Het voelt ook anders in mijn mond dan gewone melk, juist omdat het dikker en romiger is. Ik laat de melk door mijn hele mond gaan voordat ik het inslik. Zo proef ik de smaak – onbewust - optimaal.

Later op de dag ga ik samen met tante Bets op de boerderij kijken. Er is een nest met poesjes geboren. In de stallen tussen het stro ligt het nestje verstopt. Wanneer we naar binnenlopen in de verder lege stal, ruik ik de balen stro die overal staan. Het is een warme, kruidige, ietwat zoete lucht die voor mij onmiskenbaar bij het boerenleven hoort.
      De moederpoes laat ons bij haar kindjes kijken. Ze hebben net hun oogjes open en af en toe probeert er een kitten op te staan om zich even uit te rekken. Op die enkele beweging na is het een kluwen van lijfjes, kopjes en pootjes. Opnieuw komt er een zoete lucht in mijn neus, maar nu is het een zoetige dierenlucht, veroorzaakt door de warme poezenlijfjes.
      Wanneer we de stal uitlopen, in gedachten nog bij dat schattige hoopje dier, dringt de geur van koeienmest in mijn neus. De boer is, samen met mijn oom, de weilanden aan het bemesten. In die tijd hoeft de gier nog niet geïnjecteerd te worden, rechtstreeks de grond in. Het mag nog uitgestrooid worden met een giermachine. De verdunde mest wordt als het ware gesproeid over de weilanden, waardoor vluchtige stoffen in de lucht belanden en hierin blijven rondzwerven.  Ook de geur die hierbij vrij komt, hoort voor mij onmiskenbaar bij het boerenleven. Het is een geur die ver mijn neus indringt; het ruikt weeïg en scherp. Zodra ik bij het begin van een logeerpartij de straat richting mijn oom en tante in loop, dringt deze lucht al enigszins mijn neusgaten in en hoe dichter we bij hun huis komen, hoe duidelijker ik de mestgeur kan ruiken. Het is een geur die mij doet verheugen op de komende vakantiedagen. Het is een geur die mij nog steeds doet herinneren aan die heerlijke vakanties.

Inmiddels ben ik aan het eind van het pad gekomen en realiseer me dat ik de hele wandeling in gedachten heb doorgebracht.

Ik verwacht dat de docent zeker aanmerkingen zal hebben. Daar is zij een ervaren schrijfster voor en ik een beginneling. En van die aanmerkingen kan ik leren. Toch is natuurlijk wel leuk om van haar te horen dat er ook veel goede dingen in staan. Ik ben benieuwd wat ze ervan vindt, maar dat hoor ik over een aantal weken pas.

Groeten, Esther

dinsdag 15 februari 2011

Rustig aan doen na de Mexicaanse griep?

De Mexicaanse griep heeft ons huis verlaten. Eindelijk!
Vlak voor het weekend begon ik me weer een beetje mens te voelen. Wel merk ik dat mijn conditie en mijn spierkracht naar een dieptepunt gezonken zijn. Vind je het gek? Ik heb één week alleen maar binnen gezeten en daarna kwam nog een week waarin ik ook amper buiten kwam.
Naar aanleiding van een opmerking van de huisarts (‘Voorlopig functioneer je op halve kracht.’) en op basis hoe ik me voel, doe ik het rustig aan.

Afgelopen weekend zijn we naar Sittard geweest, daar wonen vrienden van ons die we helaas veel te weinig zien. Het is dan ook te ver om even heen en weer te rijden. De afspraak voor dit weekend stond al lang gepland en de kinderen maakten zich al zorgen of het wel door kon gaan. Maar gelukkig lukte dat. Het was wel intensief: een lange reis en beperkt slaap. Toch was het een heerlijk weekend. Heerlijk om de kinderen weer samen te zien spelen; drie van ons en vier kinderen van hen. Ook al zien ze elkaar weinig, het klikt elke keer weer alsof ze elkaar elke week zien. Wij, als ouders, konden bijpraten en horen hoe het bij de ander gaat. Ook hebben we heerlijk met het hele spul gewandeld in het bos. Kortom: intensief, maar heerlijk.

Deze week is en wordt een rare week. Aan de ene kant probeer ik het rustig aan te doen en merk ik dat ik het heerlijk vind om maar wat aan te rommelen. (Voor het eerst dat ik spelletjes speel op de computer ter ontspanning, normaal gun ik me daar de tijd niet voor.)
Aan de andere kant is er genoeg te doen:
-          Het huishouden dat drie weken heeft stil gelegen.
-          Een kinderfeestje (waar ik eerder over schreef). Bob wil een weerwolvenfeestje met volle maan en het moet dan ook een deel van het feestje donker zijn. Tja, dat kan dus alleen deze week nog. Ik voel me inmiddels fit genoeg om het te doen en we kunnen er maar vanaf zijn. Maar het vraagt natuurlijk wel wat voorbereiding.
-          Voorbereidingen voor een midweek weg. Volgende week zijn de kinderen en ook Freek vrij en we gaan naar een huisje op de Veluwe. Daar wordt het genieten, maar voor die tijd moeten wel alle spullen gepakt worden. En oppas geregeld voor het konijn. En de was weggewerkt. En . . . .
-          Daarnaast is in de tijd dat ik ziek was de cursus ‘boek schrijven’ begonnen en vorige week ben ik daar voor het eerst geweest. Ik heb dus één les gemist en daardoor is de eerste huiswerkopdracht niet echt goed gegaan. Omdat ik toch zo veel mogelijk van de cursus wil opsteken, heb ik de opdracht van de eerste week opnieuw gemaakt, maar ook de opdracht voor deze week gemaakt. De docent kijkt alles heel gedetailleerd na en daar kan ik alleen maar profijt van hebben voor mijn eigen boek. De eerste opdracht ligt nu echt klaar. De tweede opdracht wil ik nog eens nalezen en dan definitief uitprinten.

Dit zijn de vier dingen die echt ‘moeten’ deze week, waarbij het huishouden niet in één keer weggewerkt hoeft te worden. Verder heb ik natuurlijk nog genoeg dingen die ik graag zou willen. Maar ik ben eerlijk tegen mezelf. Naast de dingen die echt moeten, hoef ik verder niets. Als ik ergens zin in heb, is het goed en dan haal ik er ook ontspanning uit. Maar verder . . . .

. . . . stop ik nu met schrijven.
Waarschijnlijk komt de volgende blog na ons midweekje weg.

Tot dan, Esther

donderdag 3 februari 2011

De Mexicaanse griep

De vorige keer schreef ik al dat Ayla ziek thuis was. Al snel volgde het hele gezin: ik werd woensdagochtend ziek wakker en in de loop van de dag ging ik me alleen maar beroerder voelen. In de nacht van woensdag op donderdag ben ik zelfs even buiten bewustzijn geweest door een koortsaanval. Het was al met al een heftige nacht.
Donderdagochtend werd Bob ziek wakker en vrijdag werd het helemaal gezellig toen bleek dat ook Freek en Rick ziek waren.
Freek is maandagmorgen vroeg naar de huisarts geweest en hij kreeg daar te horen dat het de Mexicaanse griep is die ons heeft geveld. Hier is weinig aan te doen, alleen de tijd nemen om uit te zieken, veel te rusten en veel vitamine C te nuttigen.

Nou, ik kan jullie vertellen dat de Mexicaanse griep een gemene griep is. Het is lang geleden dat ik me zo lang zo ziek heb gevoeld. Tot gisteren sliep ik twee dutjes overdag en daarnaast lig ik ’s nachts zo’n twaalf uur op bed. En nog steeds ben ik moe. Ik hoest, mijn hoofd zit vol met slijm, waardoor ik oorpijn en hoofdpijn heb, mijn spieren doen zeer (spierpijn door de griep en als gevolg van het hoesten). Kortom: echt ziek.

Vandaag voelt mijn hoofd iets rustiger, al begint de hoofdpijn alweer op te komen. Maar weer eens proberen of het schrijven lukt. Eerst een blog (die ik zo af ga ronden en dus heb ik voor het eerst een korte blog weten te schrijven). En dan een poging doen om huiswerk te maken voor mijn cursus. Gisteravond was de eerste les van de cursus ‘boek schrijven’. Helaas kon ik hier niet heen. Echt balen! Wel heb ik via de mail al het huiswerk ontvangen, namelijk een spannend begin voor een boek schrijven. Ik heb al een begin voor mijn eigen boek geschreven. Deze wil ik nalopen en herschrijven en dan gebruiken voor de opdracht. Dan kan ik het commentaar van de docente gebruiken om het stuk nog beter te maken.

De kinderen zijn trouwens wel naar school – Ayla sinds maandag; Bob en Rick sinds gisteren – maar alleen de ochtenduren. Eens kijken wanneer ze weer hele dagen gaan redden.
Ook hoop ik de komende dagen langzaamaan weer het normale ritme op te pakken. Ik heb niet meer gewandeld sinds vorige week dinsdag en ik zal ook weer opnieuw moeten opbouwen. Mijn conditie en mijn spierkracht zijn flink afgenomen. Ook alle andere dingen hebben stil gelegen.

Volgende keer hoop ik te kunnen schrijven dat iedereen hersteld is en dat het gewone leven weer zijn draai heeft gevonden.

Groetjes, Esther